Overweging van Ineke van Cuijk op.
Lezingen: Handelingen1,. 12-14 en Johannes 17, 1-11a.
Thema: Taal van bidden.
In de lezingen van vandaag is ‘bidden’ een krachtig thema. Wij kennen vele soorten van bidden en waarschijnlijk zijn er net zo veel vormen van bidden als er mensen zijn. Ieder bidt op een eigen wijze. In stilte, vaste gebeden, samen zingen, in verschillende gebedshoudingen met of zonder woorden bij verdriet en vreugde. En misschien is het wel zo dat iemand die zegt nooit te bidden dat er toch iets is wat op bidden kan lijken. Ik hoorde een keer iemand zeggen ‘een gebedje schieten’ in welke vorm dan ook. Er bestaat (gelukkig) een hele bonte mengeling van de ‘taal van bidden’.
Op Hemelvaart hebben een paar dagen geleden gehoord dat Jezus op de Olijfberg zijn leerlingen verlaten heeft. Hij drukte zijn vrienden nog een aantal raadgevingen op het hart: zoals ‘ga niet weg uit Jeruzalem, blijf wachten op de belofte van de Vader ….en wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn’.
Opnieuw is Jezus van hun weggenomen maar nu is er geen paniek of teleurstelling zoals wij destijds hoorden bij de Emmaüsgangers. Nee, nu gaan zij broederlijk en zusterlijk samen naar een bovenzaal in Jeruzalem en zij verenigen zich in gebed. Eensgezind en volhardend hoorden wij in de eerste lezing. Het samen-zijn maakt ze sterk, geeft kracht en moed.
In het Evangelie van vandaag horen wij het eerste deel van het grote gebed van Jezus, dat Johannes onmiddellijk bij de lange afscheidsrede laat aansluiten. Dit hoofdstuk wordt ook wel het hogepriesterlijke gebed genoemd. Het is geen eenvoudige taal. Onthullend en verhullend, mysterieuze taal: om rustig op je in te laten werken, misschien niet helemaal kunnen doorgronden maar ‘geloofstaal’. Een taal die Johannes wel meer gebruikt. Jezus bidt dat zijn verheerlijking, zijn uitstraling mag overgaan op zijn leerlingen. ‘Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben uw woord onderhouden, zij hebben mijn boodschap aangenomen en naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan’.
Voor Johannes is Jezus de belichaming en de woonplaats van Gods heerlijkheid. En dit gebed is tevens een teken van Jezus’ menselijkheid en liefde en een uiting van zijn bezorgdheid voor de leerlingen na zijn heengaan.
De verhalen over de eerste christenen leren dat dit gebed verhoord is. Van bange ‘Petrussen’ en ongelovige ‘Tomassen’ zijn zij veranderd in keien van mensen en vurige verkondigers geworden voor wie geen hindernis te groot was. Het is haast ongelooflijk, de vaart waarmee het nieuwe geloof de wereld is ingegaan. En Jezus zegt: ‘Ik bid voor hen. Niet voor de wereld bid ik, maar voor hen (al die lieve mensen) die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben ik in hen verheerlijkt’.
Die zinnen mogen ook wij ons toerekenen. De leerlingen hebben destijds vele vervolgingen moeten doorstaan. Gelovigen zullen altijd belaagd worden door mensen die Gods woord niet willen horen om welke reden dan ook. In die zin wordt er van ons veel gevraagd vandaag de dag. We leven als gelovigen, als katholieken, als christenen steeds meer in de marge. Dat hoeft op zich niet erg te zijn maar het betekent wel dat wij elkaar hard nodig hebben om het vol te houden.
Daarom komen wij (wekelijks) samen, willen wij met elkaar ons geloof belijden, iedere keer opnieuw en iedere keer met twijfels, én altijd met onze eigen verhalen. En hier in dit huis spreken wij vele talen van bidden en zo komt Jezus, komt God op een of andere manier nog steeds aan het Licht in ons gebed.
Verschillende keren was ik met parochianen in Lourdes, daar wordt veel gebeden! Er zijn vieringen in de Grot ‘aan de lopende band’ om het wat oneerbiedig te zeggen, processies op allerlei tijdstippen, prachtige afbeeldingen van Kruiswegstaties om te lopen en op het Heiligdom hoor je bijna constant mensen de rozenkrans bidden. Iedere keer was ik diep onder de indruk wat daar bidden voor mensen betekent. Niet in de zin van wonderbaarlijke genezingen maar de kracht en de moed die mensen daar opdeden om weer hun leven thuis op te kunnen pakken.
Plaatsen, gebouwen, momenten van stilte, van inkeer hebben wij nodig om weer op te laden. Dat kan op allerlei manieren: groots en meeslepend maar ook klein en intiem. Alle verhalen en gebeurtenissen, psalmen en gelijkenissen kunnen ons, net als die leerlingen in de bovenzaal sterken en kracht geven. Zo kunnen rechtop staan en zingen/zeggen: De Eeuwige is mijn licht en mijn heil, mijn burcht en mijn behoud, wie zou ik vrezen?!
Paus Franciscus probeert ons mee te nemen in een kerk die genoemd kan worden ‘beschaving van de liefde’. Door elkaar serieus te nemen, niet op voorhand te veroordelen en in dagelijkse kleine gebaren ons ertoe aan te zetten de grote problemen waarmee wij geconfronteerd worden onder ogen te zien. Daarbij kan GEBED in welke vorm ook helpend zijn. Dat wij samen van de kerk geen Weeshuis maken maar een HUIS VAN GEBED waar iedereen welkom is.
Moge het zo zijn.